466

BETAALBAAR WONEN

BETAALBAAR WONEN: Als het dak boven je hoofd te duur wordt
Het aandeel woon- en leefkosten in het gezinsbudget neemt almaar toe. Voor het eerst sinds decennia is er een dalend aandeel eigenaars. Jongeren moeten een toekomst kunnen opbouwen en dat wordt steeds moeilijker.
De coronacrisis heeft extra duidelijk gemaakt hoe belangrijk wonen is. Toen merkten we des te harder hoe de ongelijke woonsituatie een impact heeft.
Het gebrek aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen is een toenemend probleem, met verstrekkende gevolgen. Het belang van een degelijke woning gaat namelijk verder dan de basisbehoefte huisvesting omdat een woning een impact heeft op inkomen, gezondheid woon-werk verkeer. Woningbezit is voor veel gezinnen een vorm van sociale bescherming voor hun oude dag. Een eigen woning vormt een belangrijk onderdeel van het vermogen van Belgische gezinnen en is daarmee een belangrijke buffer tegen armoede. Helaas is de toegang ertoe onevenredig verdeeld, en neemt die kloof zienderogen toe. Een pijnpunt dat door de pandemie nog versterkt werd. Zo zijn woningprijzen sinds begin 2020 met 7,6% gestegen. Hierdoor nemen woon- en leefkosten ook een steeds grotere hap uit het gezinsbudget.
Deze precaire situatie versterkt de polarisatie tussen verschillende bevolkingsgroepen. Laaggeschoolden, eenoudergezinnen en alleenstaanden kunnen nog moeilijk een eigen woning veroorloven. Daarnaast worstelen vooral ouderen op de huurmarkt vaak met de betaling van woonkosten, en hebben jongeren het vaker moeilijk om op eigen benen te staan.
Een benarde positie
Niet iedereen kan een eigen woning kopen. Zeker in de laagste inkomensgroepen is dat steeds vaker een realiteit. Sterker nog, het is de groep die noodgedwongen moet huren die het sterkst stijgt. Daar waar in 2005 nog 63% van de huishoudens in de laagste inkomens eigenaar was, is dat nu slechts de helft. Amper 14% van de woonsubsidies gaat naar sociale huurwoningen en 2% naar de private huurmarkt. Sociale huisvesting blijft de meest efficiënte en effectieve manier om voor iedereen een betaalbare, kwaliteitsvolle woning te garanderen. Maar helaas wordt niet iedereen die er nood aan heeft geholpen. In 2020 stonden er in Vlaanderen ruim 169.000 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning.
Een groot deel van de behoeftige bevolking komt dus op de private huurmarkt terecht. De overheid voorziet in een financiële ondersteuning van de laagste inkomensgroep in de vorm van een huurpremie en huursubsidie. Het bereik is echter beperkt. Concreet krijgen maar 37.000 mensen op de huurmarkt vandaag een financiële ondersteuning. Een fractie van de 250.000 gezinnen die in woonnood verkeren.
Momenteel ontvangen slechts 12.842 van hen een huurpremie. Je komt daar ook pas voor in aanmerking als je minstens 4 jaar ononderbroken ingeschreven staat op de wachtlijst voor een sociale woning. De voorwaarden verbonden aan de ondersteuning zijn bijzonder streng en onrealistisch. Zo mag de huurprijs maandelijks maximaal 618,25 euro bedragen (vermeerderd met 20% per persoon ten laste), terwijl je in Vlaanderen gemiddeld 637 euro per maand neertelt voor een huurwoning, een patstelling voor een bevolkingsgroep die het reeds heel moeilijk heeft. De helft van deze lage-inkomensgezinnen spendeert meer dan een derde van hun inkomen aan huur waardoor ze weinig financiële reserve hebben en na huuraftrek amper genoeg overhebben om menswaardig te kunnen leven.
Verkrotting
Ook de kwaliteit van een miljoen woningen (37%) is ondermaats, aldus de woonmonitor (2021). Er zijn vooral problemen bij private huurwoningen (47%), maar ook bij sociale woningen (44%) en eigendomswoningen (33%). Ruim 260.000 private huurders wonen in een pand dat niet aan de minimale kwaliteitseisen voldoet. Door de beperkte middelen, moeten ze noodgedwongen een woning betrekken die te klein is in verhouding tot hun gezinssamenstelling of kunnen ze enkel een pand betalen met -al dan niet verborgen- gebreken zoals elektriciteitsproblemen, vocht, gebrekkige warmteregulatie of slechte ventilatie. Wat een weerslag heeft op gezondheid en algemeen welzijn.
Daarnaast zijn het vooral de centrumsteden die bevolkt worden door lage inkomens, waardoor er een geografisch onevenwicht gecreëerd wordt op vlak van bevolkingsdichtheid en spreiding. Mensen die in dichtbevolkte wijken wonen hebben doorgaans meer stress en mentale gezondheidsproblemen dan zij die omgeven zijn door groen.
Geen zorgen voor morgen
De woningmarkt belangt niet alleen de huidige bevolking, maar ook de toekomstige generaties aan. Om de klimaatdoelstellingen te halen moet 90% van de Vlaamse gebouwen energetisch gerenoveerd worden tegen 2050. Maar minstens een derde van de Vlaamse bevolking heeft daar de middelen niet toe. Concrete uitdagingen die vandaag al op de agenda geplaatst moeten worden zijn: afvalvermindering, materiaalbeperking en leegstand. En ook verwarmen moet anders: er moeten 1 miljoen warmtepompen komen tegen 2030, zo blijkt uit studies van de SERV. Daarnaast zouden er 50.000 extra werkkrachten in de bouwsector nodig zijn om de transitie in goede banen te leiden.
Wat vaak vergeten wordt is dat wonen dus verder gaat dan een woning alleen. Wonen gaat over armoede, energie, duurzaamheid, vermogensongelijkheid, koopkracht en fiscaliteit. De maatregelen van vandaag bereiken onvoldoende de mensen die het echt nodig hebben en de uitdagingen voor de toekomst zijn bijzonder groot. Om vandaag, en morgen, iedereen de kans te geven op betaalbaar wonen, moeten we vandaag actie ondernemen.